Het Bentheimer Landschaap

Het Bentheimer Landschaap is uitermate geschikt voor de inzet van begrazing in natuurgebieden.

Onderstaand is met toestemming vertaald en overgenomen van ‘Der Verein Land Unter e.V.’

Deze vereniging heeft ook een mooi schapenboek te koop over de Bentheimer waarin ook een stuk in het Nederlands is geschreven.

Het Bentheimer Landschaap is een van de jongere schapenrassen in Duitsland. Voor een lange tijd werd er gezegd dat de naam ‘Bentheimer schaap’ pas sinds 1918 bekend is. Uit onderzoek is echter gebleken dat in 1864 al schapen aangeduid werden met de naam Bentheimer  schapen en werden vernoemd naar het graafschap Bentheim en het aangrenzende zuidelijke Emsland. Het ras werd parallel ook in het naburige Nederland gehouden – daar is het zusterras van de Bentheimer tot vandaag bekend onder de naam ‘Schoonebeeker’. Beide rassen delen samen een lange geschiedenis.

De Bentheimers hebben een lange staart die op de staart van een vos lijkt, hierdoor werden ze vroeger in de volksmond ‘Langsteert’ genoemd. Het ras heeft geen hoorns en een betere wol dan de toen wijdverbreide Heidschnucken. De wol werd over het algemeen verhandeld in Nordhorn (graafschap), terwijl de heide schapenwol in grote hoeveelheden werd behandeld in het Emslandiger Meppen.

Bentheimer Landschapen zijn vermoedelijk ontstaan in het begin van de 19e eeuw aan beide zijden van de Duits-Nederlandse grens door het inkruisen van inheemse rassen/typen. Reeds in 1867 werden er 5000 Bentheimers naar Frankrijk geëxporteerd – ze werden gewaardeerd om hun hoge slachtgewicht. Aan de Nederlandse kant, is er het ‘Schoonebeeker schaap’, die bijna identiek is aan de Bentheimer.

Het Bentheimer Landschaap wordt in ieder geval zuiver gefokt sinds 1934. Tot op dat moment, werden in de voormalige provincie van Hannover als enige bekende verspreidingsgebied, zo’n 5450 Bentheimer Landschapen gehouden en inderdaad in de kringen Lingen en Bentheim. Tot halverwege de jaren ’50 groeide het aantal dieren uit tot meer dan tienduizend.

Als gevolg van de intensivering van de landbouw en het gebrek aan winstgevendheid werden ze vergeten: In de jaren ’70 waren er soms nog maar 50 fokdieren. Vooral sinds begin jaren ’90 gaat het met de Bentheimers weer bergop, fokkers en natuurbeschermers hebben de waarde van de sobere en robuuste landschapsverzorgers herontdekt. Vandaag zijn er 2.200 ooien en 90 rammen van zes verschillende lijnen. Daarnaast zijn er rond de 3500 dieren te gebruiken.

Hoewel dit al een zeer belangrijke stap voorwaarts is, wordt het Bentheimer Landschaap nog steeds in zijn voortbestaan bedreigd. Het aandeel van het totale Duitse schapenbestand is minder dan 0,3 procent. De redenen hiervoor zijn veelvuldig. Ten eerste staat het aantal van 7500 fokdieren wereldwijd bekend als de waarde van waaruit een huisdierras niet meer in zijn bestaan bedreigd is. Anderzijds blijkt uit een studie van de Saarlander Henrik Wagner dat de genetische variabiliteit van de Bentheimer zeer klein is. Dit betekent dat de aanwezige dieren nauw aan elkaar verwant zijn. Deskundigen spreken hier van een genetische flessenhals, waar dit ras doorheen is gegaan. Toelichting: Ooit waren er tienduizenden dieren, toen slechts 50 en nu weer enkele duizenden. De huidige populatie van vandaag stamt dus grotendeels af van de 50 dieren uit de jaren ’70. Dat ze genetisch nauw aan elkaar verwant zijn is dus begrijpelijk.

Het grootste gevaar voor de Bentheimer, naar het inzicht van Wagner, ligt vooral in de poging dieren te fokken die tegen scrapie en BSE genetisch resistent zijn. Het is bijzonder belangrijk om theoretisch een mogelijk BSE besmet schaap (dat niet te onderscheiden is van scrapie), te ontdekken. Doelstelling van de EU is dan ook om op de lange termijn alleen resistente dieren voor de fokkerij mogelijk te maken. Voor de Bentheimer is dit fataal: Minder dan tien procent van alle eerder onderzochte dieren voldoen aan deze eis. Als nu de fokkerij gebaseerd gaat worden op deze weinige dieren zullen onvermijdelijk waardevolle eigenschappen van het ras verloren gaan.

Rasbeschrijving:

Het Bentheimer Landschaap is een groot, langbenig schaap met zwarte vlekken rond de ogen en op de voeten. De lange, grote oren hebben meestal donkere uiteinden. De smalle kop is langwerpig en vooral de rammen bezitten een duidelijke Ramsneus. Het Bentheimer Landschaap is hoornloos. De meest oorspronkelijke dieren van dit ras hebben een zeer lange, bewolde staart die tot bijna aan de grond reikt. De wol is effen wit (D-DE, 37-38 micron) en valt bij dieren van het oude type recht naar beneden. Manen vorming is mogelijk. 

Onze dieren komen van een fokker die speciaal op een goede wolkwaliteit gefokt heeft en meerdere malen met zijn dieren ‘wolkampioen’ is geworden. Vooral de lamswol van zijn dieren is vergelijkbaar met dat van het Friese Melkschaap.

De Bentheimer kent een onmiskenbaar langer bronstseizoen. Jonge ooien kunnen in de regel al vanaf de 7e maand gedekt worden.